Foto: (c) Peter H. van Bragt
Herkenning
Het erwtenkrabbetje is de kleinste krab die in Nederland voorkomt, met een cirkelrond haast bolvolmige carapax. Bij deze soort zijn er duidelijk opvallende verschillen tussen de geslachten. Bij het mannetje is de carapax hard en bij het vrouwtje leerachtig. De voorrand van de carapax steekt bij het mannetje tussen de ogen uit, bij het vrouwtje is deze naar beneden gebogen en vanaf de rugzijde niet zichtbaar. De schaarpoten zijn gelijk, en bij het mannetje wat sterker ontwikkeld als bij het vrouwtje. Het abdomen is bij beide geslachten zevenledig, maar bij het mannetje smal en driehoekig en bij het vrouwtje zeer breed en bedekt het de gehele onderzijde. De looppoten zijn cilindrisch, bij het mannetje aan boven- en onderzijde behaard, bij het vrouwtje alleen aan de onderzijde. Het laatste lid van de poten (de dactylus) is zeer kort, nooit meer dan half zo lang als het voorlaatste pootlid (propodus)
De maximale breedte van het rugschild bij vrouwtjes is 18mm en bij mannetjes tot 8mm.
Habitat, biologie/ecologie, voorkomen en verspreiding.
Het erwtenkrabbetje leeft als commensaal in de mantelholte van tweekleppige schelpen zoals mosselen, kokkels, hartschelpen, strandschelpen etc. Als larve vestigt het erwtenkrabbetje zich in een schelpdier. Vrouwtjes verlaten de schelp waarin ze leven meestal niet meer, mannetjes worden wel vaak vrijzwemmend aangetroffen. Erwtenkrabbetjes worden dan ook regelmatig aangetroffen bij het eten van een maaltje mosselen. Het zijn plankton eters die het voedsel filteren uit het ademhalingswater van de gastheer. Ze zijn niet bestand tegen erg lage temperaturen.